category_news
Grond ontsmetten met behoud van bodemweerbaarheid, kan dat?
Als alternatief voor chemische grondontsmetting worden milieuvriendelijke methoden ontwikkeld om ziekteverwekkers in de bodem af te doden. Anaerobe grondontsmetting is zo’n methode: plant-pathogene nematoden en diverse schimmels worden afgedood. Maar wat doet het met de rest van het bodemleven? En, wat doet het met de natuurlijke bodemweerbaarheid? Om dat te onderzoeken zijn grondmonsters uit veldproeven met anaerobe grondontsmetting getoetst op weerbaarheid tegen ziekteverwekkers.
Beheersing en bestrijding van bodemziektes
Teeltmaatregelen zoals rotatie, gebruik van resistente rassen, goed bodembeheer en aanvoer van organische stof zijn er allen op gericht om vermeerdering van en schade door bodemgebonden ziektes te voorkomen. Helaas ontstaan soms toch hoge dichtheden van bijvoorbeeld schadelijke aaltjes met als gevolg oogstreductie. Het is dan mogelijk om met anaerobe grondontsmetting ziekteverwekkers in de bodem af te doden. Anaerobe grondontsmetting is effectief tegen diverse nematoden en schimmelpathogenen (zie Folder Anaerobe GrondOntsmetting (AGO) voor open teelten).
Mechanisme van anaerobe grondontsmetting
Door veel makkelijk afbreekbare organisch materiaal in de grond in te brengen en vervolgens de bodem af te dekken met folie, wordt de bodem anaeroob doordat voor de afbraak van het organisch materiaal zuurstof verbruikt wordt. Onder deze omstandigheden gaan anaerobe bacteriën vetzuren produceren. Zowel anaerobie als vetzuren zijn dodelijk voor diverse pathogene nematoden en schimmelpathogenen. Maar wat gebeurt er met de rest van het bodemleven? Verliest de bodem zijn natuurlijke weerbaarheid, of heeft de toevoeging van extra organisch materiaal juist een gunstig effect op de bodemkwaliteit? Tot nu toe zijn vooral de effecten op ziekteverwekkers bestudeerd, en is de impact op het verdere verloop van de bodemkwaliteit onduidelijk.
Onderzoek
Er zijn veldproeven aangelegd op twee grondsoorten, locatie Vredepeel (dekzand) en Valthermond (dalgrond), om de effecten van anaerobe grondontsmetting (AGO) te testen. In augustus 2016 zijn op beide locaties 4 behandelingen uitgevoerd: een onbehandelde controle, AGO met inwerken van gras, en bodem resetten met Herbie (eiwitrijk product) toegepast in 2 verschillende doses (standaard en dubbele dosis). Om het effect op bodemweerbaarheid te testen is de grond in maart 2017 bemonsterd. Onderzoekers hebben het ziektewerend vermogen van deze monsters geanalyseerd in biotoetsen waaraan bekende hoeveelheden pathogenen zijn toegevoegd. In de gebruikte biotoetsen wordt aantasting door Meloidogyne hapla in sla, Rhizoctonia solani in suikerbiet en Pythium ultimum in tuinkers getoetst.
Resultaten
Natuurlijke infectie tijdens kieming van suikerbietenzaad was het hoogste in de onbehandelde controle, wat erop duidt dat de anaerobe grondontsmetting de aanwezige kiemplantenziekten reduceert. Na het toevoegen van ziekteverwekkers zoals Rhizoctonia solani en Pythium ultimum ontstonden echter hoge aantastingspercentages in alle behandelingen. Er was geen weerbaarheid tegen deze pathogenen in de controle behandeling en de behandelingen met anaerobe grondontsmetting. Er is wel een duidelijke natuurlijke ziektewering in de akkerbouwgronden tegen Meloidogyne hapla. Dit blijkt uit het feit dat slechts 1 tot 3 % van de toegevoegde nematoden wortelknobbels in sla vormen in grond van Vredepeel en Valthermond, terwijl dit in een gevoelige standaardgrond met alleen kwartszand 10 % is. Over het algemeen is de natuurlijke ziektewering na de anaerobe grondontsmetting gelijk met de controle. Alleen na de behandeling met de dubbele dosis Herbie (BR-4re) te Vredepeel is de weerbaarheid verloren gegaan.
Conclusie
Anaerobe grondontsmetting met een standaard (gangbare) dosering Herbie (BR-2re) en Anaerobe grondontsmetting met gras hebben geen negatief effect gehad op de bodemweerbaarheid tegen M. hapla. Ze hebben echter de weerbaarheid ook niet versterkt. Voor M. hapla is de eerste indruk dat grond ontsmet kan worden met behoud van bodemweerbaarheid, mits een niet te hoge dosis Herbie gebruikt wordt. Praktijktoepassing van hogere doses is vanwege de kosten niet te verwachten. De AGO behandelingen hebben de natuurlijke besmetting met kiemplantenziekten verlaagd. Maar het effect op ziektewering is onduidelijk omdat alle behandelingen, inclusief de controle, niet ziektewerend waren.
Foto’s en figuren met uitleg ter verduidelijking van het onderzoek:
Toevoegen van organische materiaal aan de bodem, gras (links) of eiwitrijk product (rechts).
Afdekken met luchtdichte folie (links) in proefveld met onafhankelijke herhalingen (rechts).
Figuren:
Biotoets met suikerbieten kiemplanten om infectie door schimmelziektes te toetsten, links zonder en rechts met toegevoegde Rhizoctonia solani. Getoetste gronden komen uit veldproef te Vredepeel (Vp) en Valthermond (Valth) met onbehandelde controle, AGO met inwerken van gras (AGO-gras), en bodem resetten met Herbie in standaard (BR-2re) en dubbele (BR-4re) dosis.
Biotoets met sla waarbij 1000 larven van Meloidogyne hapla per pot waren toegevoegd. Getoetste gronden komen uit veldproef te Vredepeel (Vp) en Valthermond (Valth) met onbehandelde controle, AGO met inwerken van gras (AGO-gras), en bodem resetten met Herbie in standaard (BR-2re) en dubbele (BR-4re) dosis. Kwartszand is gebruikt als een standaard gevoelige grond.
Dit onderzoek is een resultaat van samenwerking tussen de PPS GROEN (zie: https://www.wur.nl/nl/project/PPS-GROEN-Publiek-Privaat-Samenwerkingsproject-Gewasbescherming-Robuust-Optimaal-Economisch-Natuurlijk-.htm) en de PPS Beter Bodembeheer. In de PPS GROEN worden tools ontwikkeld zodat telers minder afhankelijk worden van chemische gewasbescherming. In de PPS Beter Bodembeheer wordt het effect van bodemmaatregelen op bodemkwaliteit onderzocht.
Dit nieuwsbericht is tot stand gekomen door input van de volgende personen: Joeke Postma, Johnny Visser, Mirjam Schilder en Leendert Molendijk.